Is het je weleens opgevallen dat een autistische kind lak heeft aan jouw ‘als-dan’ argumenten en gewoon toch doorgaat na een waarschuwing? Of heb je weleens gemerkt als autist zelf dat je alles eerst aan den lijve moet ondervinden, voordat je het je kunt voorstellen? Dat komt door het ontbreken van een ik-referentie punt.
Het ik-referentiepunt is een conceptuele ‘ik’ waarmee mensen zich een voorstelling kunnen maken van een fictieve toekomst. Toekomst is overigens altijd fictief, simpelweg omdat de toekomst nog niet bestaat. Dat betekent dat als je een keuze moet maken voor de toekomst, iemand vraagt je bijvoorbeeld hoe je je verjaardag wilt gaan vieren, dan maak je je een voorstelling van hoe de verschillende opties voor jou zullen zijn en kiest wat het beste bij je past. Je refereert daarvoor aan een ‘ik’.
Mensen met autisme vinden dit soort vragen heel moeilijk, omdat er geen ik-referentiepunt aanwezig is. Voor ons is er alleen maar ‘zijn’ en nu. Geen conceptueel ik en een straks. Daar is nog heel veel over te zeggen, maar waar ik in dit artikel vooral op wil wijzen is wat dat betekent voor de manier waarop wij leren. En dan bedoel ik niet theorieën leren, regels leren of structuren uitdenken, daar zijn we prima toe in staat. Het gaat om het leren van levenslessen. Het leren hoe wij ons in deze wereld moeten gedragen. Hoe we om moeten gaan met wat er op ons pad verschijnt. Daar kunnen we ons niet van tevoren iets over voorstellen en onze keuzes op basis van die voorstelling maken.
Een mooi voorbeeld zijn onze paardenvrienden. Die zul je ook niets leren als je zegt “als je je nu niet gedraagt, krijg je straks geen snoepje”. Hoe je ze wel dingen leert is door op het moment van ongewenst gedrag discomfort te geven en op het moment van correct gedrag deze direct weg te nemen. Zij moeten door ervaring in dat moment leren wat gewenst gedrag is.
Zo moeten wij als autisten ook door ervaring wijs worden. Dat is niet altijd de gemakkelijkste weg, maar wel de enige weg. Pas als het ervaren is, kan er een mentale herinnering aangemaakt worden die mogelijk nog in je hoofd opkomt op het moment dat er een soortgelijke situatie ontstaan. Maar dan ook echt heel erg soortgelijk. Want is de situatie ietsje anders, dan staan we in onze beleving opnieuw voor een nieuwe situatie. Ook weer net als paarden voor wie een object in de rechter ooghoek toch echt weer helemaal anders is dan hetzelfde object gezien vanuit de linker ooghoek.
“Wie niet leren wil, moet maar voelen” Ai ai ai. Ik breng hem toch maar even in. Deze uitspraak heeft een nare klank. Meestal wordt hij niet vriendelijk gebracht, maar gebracht vanuit ongeduld. “Ik heb het nu al zo vaak gevraagd, dan moet je het maar meemaken”. Voor autisten zal dit ook letterlijk nodig zijn, maar liever niet spartaans, want we zijn nogal gevoelig. Maar wel op een manier waarbij we ervaringsgericht leren dat het op een bepaalde manier makkelijker, soepeler en beter voor ons uitpakt. (En mama plezieren is daar meestal geen onderdeel van, het moet ook hen iets brengen zoals het warme onderonsje met mama…) Vergeet niet dat het dus echt onvermogen is en geen onwil, om niet te reageren op verbale verzoeken die consequenties voor de toekomst brengen.
In de opvoeding van autistische kinderen is het dus wenselijk om het kind ervaringen te geven die van betekenis zijn op zijn of haar gedrag. Mopperen over dat hij of zij haar taakje niet doet, maakt dus dat het doen van taken gekoppeld wordt aan ‘niet leuk’. Samen een taakje doen en het leuk maken, een voor beiden bevredigend resultaat zien, maakt de koppeling ‘wel leuk’. Het is om deze reden dat autistische kinderen niet makkelijk reageren op verbale verzoeken. In onze taal wordt er continu gewerkt met fictieve objecten als ‘ik’ en ‘toekomst’. Maak het tastbaar in dit moment. En het zal veel duidelijker zijn.